Op 23 maart 2019 voerde ik samen met een aantal vrijwilligers een archeologisch noodonderzoek uit bij een Flak-stelling in Arnhem. Hier waren diepe roofgaten gespit door detectorzoekers waarbij her en der historisch materiaal en afval zoals blikjes was achtergelaten. Onder leiding van mijzelf en twee andere archeologen en met toestemming namen wij de verantwoordelijkheid om dit materiaal en de nog aanwezige sporen in het landschap archeologisch te registeren. Bijzonder is vooral de vondst die een directe link heeft met de Nachtjagd en Fliegerhorst Deelen. Nu, een maand later, kan ik de volgende resultaten delen.

De locatie
Tijdens de Tweede Wereldoorlog lag er op deze locatie een zogeheten Flak-stelling. Deze door de Duitsers gebouwde stellingen voor luchtdoelartillerie duidden zij aan met Flakartillerie of kortweg Flak (afkorting voor Fliegerabwehrkanone). Het doel van een dergelijke stelling was de luchtverdediging (luchtafweer) tegen vijandelijke (geallieerde) toestellen, zowel hoog vliegende bommenwerpers als lage jagers, zowel overdag als ’s nachts.
Een Flak-stelling bestond naast een batterij van vijf of zes stukken geschut van een zwaar kaliber en geschut van een lichter kaliber uit diverse barakken en andere gebouwen. Hier waren onderkomens, keuken, garage, verbinding, administratie, meetapparatuur, enzovoorts ingericht. De graafgaten en dus de locatie van ons noodonderzoek was binnen een voormalige barak en buiten de locaties van het geschut of de munitieopslag.
Fliegerhorst Deelen en Diogenes
De vindplaats is gelegen in de gemeente Arnhem en nabij de voormalige Duitse vliegbasis Fliegerhorst Deelen. In oktober 1943 (nagenoeg gelijk met de bouw van de Flak-stelling) werd de Divisiongefechtsstand in de monumentale gevechtsleidingsbunker Diogenes operationeel. Vanuit hier werd al het eigen en vijandelijk vliegverkeer in de gaten gehouden en geleid ten behoeve van de luchtverdediging van de sector Holland-Ruhrgebiet (1. Nachtjagddivision, later 3. Jagddivision). De Flak-stelling maakt dus deel uit van een bijzonder ensemble: de Luftwaffe op de Veluwe.
Het archeologisch onderzoek
Impressie van het veldonderzoek in maart 2019. Vondstmateriaal is verzameld, geteld en grond is gezeefd (rechterfoto: Ruurd Kok).
Bodemopbouw
Op luchtfoto’s uit de oorlog zijn op de locatie van het noodonderzoek enkele rechthoekige gebouwen te zien, waarschijnlijk houten barakken (zie de foto hieronder). Deze barakken waren meestal gedeeltelijk verdiept aangelegd. De vrijgekomen grond uit dit gat is daarna gebruikt om een aarden wal om de barak aan te brengen. In sommige gevallen was deze wal nog versterkt met een Duitse vorm van gasbeton: Formstein. De wal moest bescherming bieden tegen scherfwerking van inslaande bommen of granaten. De Duitsers noemden dit Splittermauer of Splitterschützwänden.
Op basis van metingen in GIS was de barak 10-12 x 7 meter. De binnenzijde van de scherfvrije wal eromheen was circa 16 x 12 meter. Dit reliëf is in het landschap nog goed zichtbaar. Zie hiervoor de twee kaartjes hieronder.
Voor de bodemopbouw zijn op verschillende plekken profielen geregistreerd. Deels zijn hier de gaten van de detectorzoekers voor gebruikt. Vanaf het maaiveld (deels recentelijk verstoord) bevindt zich een grijsbruin gevlekt ophogingspakket gevuld met vondstmateriaal. Deze loopt door tot 80 cm beneden maaiveld. Hieronder ligt de natuurlijke ondergrond: het grove en matig grindhoudende, gele zand van de sandr (Formatie van Drenthe). Op deze plek zijn geen (resten van) funderingen gezien. Deze zijn waarschijnlijk met de sloop na de oorlog dus verwijderd. (Het restant van) de Duitse ingraving uit het najaar van 1943 is hier dus 80 cm diep.


Vondsten
Het grootste deel van het noodonderzoek bestond uit het registreren van het op maaiveld en in en om de detectorkuilen achtergelaten materiaal. Tevens is de ‘stort’ van de detectorzoekers gezeefd. Er zijn geen nieuwe gaten gegraven. Er is geen metaaldetector gebruikt.
Bureau-artikelen
Met name in het zuidelijk deel van het spoor lag een groot cluster met restanten van ordners. In totaal werden dertien restanten van het ringbandmechaniek en vijf ijzeren “binnenstaven” van de mappen zelf geteld. Het grote aantal doet sterk vermoeden dat het hier om een deel van de administratie van de Flak-stelling gaat. Een gummetje en een luxe glazen inkpothouder horen ook binnen deze categorie. De vondsten maken in één oogopslag helder dat in een dergelijke Duitse stelling (primair bedoeld voor het uitschakelen van bommenwerpers op grote hoogte) ook andere dagelijkse taken werden uitgevoerd.

Glas
Van de scherven glas kunnen er 269 worden geschaard onder flessen of potten (71 andere scherven waren van vensterglas). Gezien zijn (fragmenten van) flessen bier, wijn, limonade en sterke drank. Hieronder waren een rechthoekige, donkergroene fles (Aromatic Schnapps van de Schiedamse distillateur J.J. Melchers) en een donkergroene bierfles (Heineken’s). Ook potten voor weck en jam zijn achtergelaten. Uit de codes op de flesbodems en -halzen kon worden geconcludeerd dat de Nederlandse producenten een groter aandeel hadden dan de Duitse. Dit is interessant, omdat de producten met het DIN-kenmerk (in Duitsland geproduceerd) ook via de civiele markt in Nederland kunnen zijn gekocht, maar het minder voor de hand ligt dat producten van “Nederlandsch Fabrikaat” uit Duitsland zijn meegenomen. Zowel Heineken als Melchers kenden voor de oorlog al een wijde export en kunnen dus zowel in Duitsland als in Nederland zijn gekocht. Ook hier waren luxeartikelen waaronder resten van wijnglazen, deels van uraniumglas. Dit materiaal bevat een (ongevaarlijk) laag percentage uranium, wat de fluorescerende kleur verklaart. Het werd tussen circa 1910 en 1940 voornamelijk gebruikt in kunst- en luxevoorwerpen. Opvallend, in een Flak-stelling.

Tekening
De meest in het oog springende vondst is een onregelmatig, rechthoekig stuk doorzichtig plastic, gebroken in twee delen. Het stuk bevat een tekening van een wapen (embleem). De lijnen zijn gezet met potlood en met behulp van een liniaal, de achtergrond is met een kobaltblauwe en deels zwarte soort waterverf (aquarel) ingekleurd. Het wapen is 9 x 6 cm groot.


De tekening bevat een neerdalende roofvogel met bliksemschicht. Dit symbool is algemeen bekend binnen de Nachtjagd, en het komt bij vrijwel elk Nachtjagdgeschwader voor. Deze eenheden waren speciaal opgeleid voor het ’s nachts onderscheppen van Britse bommenwerpers. De staf van het 1. Nachtjagdgeschwader (1. N.J.G.) bevond zich vanaf de zomer van 1940 op Deelen. Wolfgang Falck was hier lange tijd als de Geschwaderkommodore (commandant) betrokken bij de ontwikkeling van de Nachtjagd. Fliegerhorst Deelen wordt als gevolg gezien als de “wieg van de Nachtjagd”. De op het embleem voorkomende vogel is dan ook een neerdalende valk (naar commandant Falck), en geen adelaar.
Het gevonden exemplaar verschilt in details met het (algemene) embleem van het 1. N.J.G. Onderaan kruisen twee stralen elkaar diagonaal. Ze lopen van onderaf smal naar breed en stellen de felle lichtbundels van zoeklichten voor. Het is evident dat het kunstwerk is vervaardigd door iemand die verbonden was aan een Flakscheinwerfer-eenheid. Waarschijnlijk waren deze dus aanwezig in deze Arnhemse Flak-stelling. Dit is nieuwe informatie.
De functie van het rechthoekige stuk plastic is echter niet geheel duidelijk. Mogelijk kon het geplaatst worden voor het licht van een lamp, zodat het wapen oplichtte. Het feit dat het object in de Flak-stelling is aangetroffen, bezegelt de verbinding die de vindplaats moet hebben gehad met de Nachtjagd en Fliegerhorst Deelen: thuis van de staf van het 1. Nachtjagdgeschwader.
Een stukje deels verbrand papier (circa 4 x 3 cm) bevat kleine fragmentjes van meerdere pagina’s over elkaar heen. De tekst is Duits en in Fraktur-lettertype. Omdat er enkel losse woorden te lezen zijn en geen volzinnen, kan helaas niet achterhaald worden om wat voor tekst het gaat. Het soort woorden (“Gott… Märchen…”) maakt het echter aannemelijk dat het om een boek gaat (religieus, poëtisch, roman) en sluit uit dat het om een militair voorschrift of een getypt stuk administratie handelt.

Militaire uitrusting
Van het grote aantal resten van Duitse, militaire uitrusting wordt hier slechts een klein deel besproken en getoond. Gezien zijn delen van meerdere gasmaskers, uniformknopen, knoopjes van uitrusting, gespjes, enzovoorts.
Interessant zijn drie gevonden aluminium tubes die door de Wehrmacht zijn uitgegeven. Twee ervan bevatten “Alkalische Augensalbe” en was “nur für Kampfstoffverletzte” bedoeld. Een rode tube bevatte “Fussschweissalbe”. Alle tubes vermelden dat het de bedoeling was om (wanneer ze leeg waren) ingeleverd dienden te worden: een van de maatregelen om grondstoffen in te zamelen vanwege het steeds nijpender wordend gebrek aan allerlei materialen. Op dit soort tubes staat meestal aangegeven door welk verzorgingscomplex ze zijn uitgegeven. De verzorging had als doel om de front- of andere troepen te bevoorraden met munitie maar ook uitrusting en medisch materiaal. Beide oogzalf-tubes waren uitgegeven door het Wehrkreissanitätspark X Hamburg. De zalf tegen zweetvoeten was uitgegeven door het Luftgau – Sanitätspark Belgien – Nordfrankreich. Deze was (totdat het westfront in 1944 dwong tot ontruiming en verplaatsing) in Brussel gevestigd. Laatstgenoemde medisch verzorgingscentrum was specifiek bedoeld voor de luchtmacht, terwijl de andere twee uit een algemeen Wehrmacht-complex kwamen. De tubes geven een (hele kleine) inkijk in vanuit welke Wehrmacht-verzorgingscomplexen de (Luftwaffe) Flak-stelling werd bevoorraad.

Market Garden
Een stalen gesp is afkomstig van een Britse parachute die mogelijk gebruikt is bij de bevoorrading van de 1st British Airborne Division. Zij bevonden zich tijdens de Slag om Arnhem (Operation ‘Market Garden’) in september 1944 enige kilometers zuidelijk van de vondstlocatie. Bekend is dat bij hun bevoorradingen ook veel materiaal in Duitse handen viel.
Even verderop, maar buiten het besproken spoor, werd een achtergelaten stalen, cilindervormig brandstofvat van Britse productie gevonden. Dit type van de War Department werd per vier in een langwerpige container aan een parachute afgeworpen tijdens de geallieerde luchtlandingsoperatie. De container past in hetzelfde verhaal als de parachutegesp. Beide objecten hebben waarschijnlijk een directe binding met ‘Market Garden’ en het in Duitse handen gevallen en gebruikte materiaal, ook binnen de Flak-stelling.

Evaluatie… hoe nu verder?
Naast de resultaten van sporen en vondsten (inhoudelijke informatie), kent het project enkele knelpunten, waar voor de toekomst lering uit getrokken kan worden. Deze tekst heb ik samen met Dwayne Beckers en Nick Warmerdam opgesteld.
Het noodonderzoek
De locatie was bezocht door metaaldetectorzoekers waarbij grote en diepe gaten waren gegraven en vanzelfsprekend vondsten zijn verdwenen. Ondanks dit feit kan worden geconcludeerd dat:
- de bodemopbouw in de diepere ondergrond van een groot spoor nog intact kan zijn en dus nog informatie kan geven;
- er materiaal aanwezig is van de gebruikers van de stelling – zowel militaire uitrusting als civiel materiaal;
- er uit het nog achtergebleven materiaal statistische gegevens kunnen worden gehaald;
- er zowel sporen als vondsten aanwezig kunnen zijn die informatie geven over hoe de stelling is verlaten;
- er unieke en handgemaakte voorwerpen kunnen worden aangetroffen die informatie geven over de persoonlijke levenssfeer en de hier gelegen eenheden tijdens de bezetting van een bepaalde verblijfplaats.
En, misschien wel het allerbelangrijkst, kan tot slot worden geconcludeerd dat het mogelijk is om op zeer korte termijn een groep enthousiaste mensen bij elkaar te krijgen om een dergelijk initiatief uit te voeren.

Het noodonderzoek en wetgeving in Nederland
De meest belangrijke constatering van dit onderzoek is dat er binnen de huidige wetgeving (AMZ-cyclus)(1) geen plaats is voor dergelijk onderzoek. Het valt tussen wal en schip.
Zowel tijdens grondroerende werkzaamheden ten behoeve van projectrealisatie als bij het graven van grote gaten door zoekers vindt er aanzienlijke verstoring plaats. Ter voorkoming van onomkeerbare verstoring in het eerste geval zijn er wettelijke maatregelen van kracht in de vorm van preventief archeologisch onderzoek (het “de verstoorder betaalt”-principe), Terwijl wetgeving in het tweede geval vaak lastig toepasbaar en te handhaven is.
In AMZ-definitie wordt deze vindplaats dan ook niet bedreigd want de grond wordt niet verstoord door bijvoorbeeld een projectontwikkelaar. Om die reden is er geen budget en dus vindt er geen archeologisch onderzoek plaats. Het is echter een feit dat de vindplaats in ieder geval al twintig jaar (en waarschijnlijk al langer) wordt bezocht door detectorzoekers. Zij verstoren de sporen in het landschap en nemen vondsten mee die daardoor uit hun context worden gehaald. Deze personen overtreden de wet, maar handhaving blijft lastig.(2.) Bovendien is er een niet-officiële regel tussen detectorzoekers onderling dat zij (als “ambassadeur van deze mooie hobby”) in ieder geval de gemaakte gaten dichtgooien en afval meenemen.(3.)
De gemeente Arnhem gaf in een reactie aan betrokken te zijn, maar dat ideeën nog niet eerder tot actie hebben geleid. Er wordt in het rapport dan ook voorgesteld om vervolgonderzoek niet meer in een nood-setting plaats te laten vinden, maar met een weloverwogen Plan van Aanpak met vooraf goed doordachte doel-, vraag- en probleemstelling. Alleen zo kunnen we schade en informatieverlies op een welgegronde manier voorkomen of inperken en ontstaat er potentie om nieuwe informatie te verzamelen en het erfgoed gezamenlijk te beschermen en te ontsluiten.
(1). De Archeologische Monumentenzorg (AMZ)-cyclus zijn de wettelijke ‘spelregels’ voor archeologisch onderzoek in Nederland.
(2.) Dit probleem wordt onderkend door medewerkers van Geldersch Landschap & Kasteelen.
(3.) http://www.detectoramateur.nl/detector-amateur/huishoudelijk-reglement, geraadpleegd op 06-04-2019.

Tot slot
In deze blog kon slechts een klein deel van alle resultaten besproken worden. Het complete archeologische rapport is naar terreinbeheerder Geldersch Landschap & Kasteelen en de gemeente Arnhem gestuurd. Hierin staan niet alleen alle sporen en vondsten beschreven. Tevens kan het rapport dienen als gespreksopener hoe om te gaan met een vindplaats uit de Tweede Wereldoorlog die wordt bedreigd door verstoring door detectoramateurs en tegelijkertijd buiten wettelijke (archeologische) bescherming valt en/of waar handhaving in de praktijk lastig blijft.
Het noodonderzoek heeft hier een voorbeeldfunctie op zich genomen. Ondanks alle tekortkomingen dient het als eerste stap in de richting van een meer gereguleerde vorm van ex situ-behoud dat buiten de huidige wetgeving (nog) niet mogelijk bleek.
Mooi werk.
Dus, na alle gerommel van stiekeme zoekers bij nacht haal je dit er toch nog uit.
Ik vind dat mooi want het past bij mijn idee van archeologie. We denken te vaak dat we als experts recht hebben op de hele koek. De ‘onbeschadigde site’ moet behouden blijven tot de archeologen komen. Zo is het beleid ook ingericht.
Ik ben het daar niet per definitie mee eens. Wij onderzoeken altijd de resten van de resten, moeten het doen met wat overblijft en hebben ons daarin bescheiden op te stellen. Ook de zoekers zijn enkele weer de volgende laag in de tijd. Niks meer of minder, met wat er daarna overblijft kunnen we net zo goed nog archeologie doen, zo blijkt maar weer op dit onderzoek. Zoals ook Cornelius Holtorf zegt: archeologen beschrijven de veranderingen en verklaren die, dus we proberen die verandering niet noodzakelijk te voorkomen. Dat perspectief geeft enorm veel ruimte in de beschermingskramp.
Aanvulling: elders gaat een collega af op mijn keuze voor het woord beschermingskramp. Daarmee bedoel ik niet de zinnige wens tot behoud, maar het verkrampte behoud als enige perspectief dat voorbij gaat aan dat erfgoedwaarde altijd uiterst context gebonden is. De keuze ‘vechten voor behoud’ of ‘beschrijven wat is inclusief schade en zonder oordeel’ zijn allebei deel van hoe je met een plek als deze archeologisch om moet gaan.
Een leerzaam noodonderzoek welke als pilot kan dienen voor meer van dergelijke projecten in de toekomst !
Dank Alain, het was goed dat je erbij was.
ik reageer even anoniem ik ben zo’n detecoraar hoe je het ook noemt.
maar de beschreven regel is gooi de gaten dicht neem je rotzooi mee ik zelf doe dat altijd wil het zo netjes mogelijk achter laten,zoals het hoort maar deze hobby is ook helaas verboden.
zeg altijd zoek met gezond verstand,en wat me ook niet mogen vergeten door mij en mede zoekers zijn er wel heel wat onveilige situaties weg gehaald.dat mag ook wel gezegd worden,ik zou deze hobby gewoon blijven uitoefenen en ook in mijn woonplaats Arnhem groet anoniem
Dag anoniem, dank voor je reactie. Onveilige situaties weggenomen zeg je (ik ken zo geen voorbeelden), maar ook zeker onveilig situaties gecreëerd. Helaas zijn hier legio voorbeelden van. Een vraag: denk je dat elke zoeker de gevaarzetting kan inschatten?
met onveilige situaties bedoel ik dat er door zoekers al vele gevaarlijke granaten en andere niet ontplofte munitie is weg gehaald door de EOD en gevonden door zoekers.
zeg er wel bij niet iedereen meld dat maar ik en vele andere wel.
een goed voorbeeld is dat ik een keer een melding heb gedaan van een antitankgranaat dat nog geen 5 cm onder de grond lag op een ruiterspad.als die melding niet gedaan was had er een zeer gevaarlijke situatie kunnen ontstaan.
ik ben van mening dat er een andere wetgeving moet komen waar beide partijen het mee eens kunnen zijn
Mooi werk en ja het is spijtig dat er niet meer aandacht wordt gegeven over erfgoed, en correct dat sommige graves hun rotzooi moeten opruimen
Mooi stuk onderzoek met een naar mijn mening onodige sneer naar detector zoekers ,hoewel de resultaten tastbaar zijn kun je ze niet verrassend noemen ze ligen in de lijn der verwachting ,de kans bestaat dat een achtergebleven asw bajonet nu iemands schoorsteen siert ipv in een depot licht ,en daar wel inspireerd .nuchter bekeken plaats iets onder archeologieshe bescherming,het hele frot van ww1 is nu beschermd om dat het de grens van 100 jaar heeft bereikt ,het zelfde kan met ww2 plaatsen .en 100 jaar is een mooie grens tussen herringering en geschiedenis
Dag Ronald, dank voor je reactie! Ik vind het positief dat er iemand van de andere kant zijn mening laat horen. Deze actie en dit artikel is ook vooral bedoeld voor de dialoog en discussie.
Het is overigens niet mijn bedoeling om alle detectorzoekers over één kam te scheren. Wellicht dat dat in deze samenvatting iets te kort door de bocht gaat. Wat ik wel graag wil aanstippen is dat mijn kritiek niet alleen over vondsten (spullen) gaat, maar ook over sporen in het landschap en onder maaiveld. Daarnaast vind ik in principe niet dat elk object bewaard of verzameld hoeft te worden. Alleen gaat het nu op een niet-gereguleerde manier, waardoor makkelijk informatieverlies optreedt. Dit kan doordat iemand na een aantal jaar enthousiast zoeken zijn spullen van de hand doet omdat de hobby over is.
Dat iemand (die niet per se met verkeerde bijbedoelingen, zoals schatgraven om spullen te verkopen) blij wordt van militaire spullen vinden en houden (jouw voorbeeld van “een bajonet boven de schoorsteen”), is voor mij geen argument om sporen te verstoren.
Wat je zegt over wettelijke bescherming is op zich een goede gedachte, maar ik denk dat de juist de mensen die kwaad willen (schatgraven) hier geen boodschap aan hebben. In feite is de stelling van dit artikel al beschermd door middel van de Erfgoedwet en een gemeentelijk APV op metaaldetectie. Maar wanneer geen handhaving is, helpt dit niet. Daar zit juist de crux.
Hoe denk jij hierover?
Beste Martijn, ik kan me vergissen, maar de APV was de reden waarom de oorspronkelijk ontdekkers van deze stelling in een hobby archeoloog onvriendelijk klimaat geen onderzoek konden doen. De gatenkaas in de foto herken ik niet. Ja, de vondsten werden als complex verkocht inclusief de locatie aan iemand die jou deze locatie heeft waarschijnlijk heeft getoond, juist omdat het belangrijk is dat het door iemand onderzocht kan worden met de juiste contacten. Jammer van de gedeeltelijke negativiteit in dit artikel. Ik denk dat jij (archeoloog) en ik (metaaldetecterrorist) niet zo heel veel verschillen. 1 verschil: wij vonden de bronnen, deden het veldwerk en vonden de correcte locaties van zowel de 75mm Franse Flak kanonnen als de Duitse 88mm kanonnen. Jammer dat we nooit samen gewerkt hebben, jij hebt meer talent voor de correcte vergunningen. Wij doen andere dingen weer beter…
Die WL nummerplaat is mooi heb ooit in Schaarsbergen een soortgelijke gevonden?
Beste Sven,
Allereerst hartelijk dank voor je reactie. Deze roept echter wel wat vraagtekens bij me op.
Je noemt de “oorspronkelijke ontdekkers van deze stelling” en “wij vonden de bronnen, deden het veldwerk” enz.
Zover ik weet is de locatie al heel lang bezocht door mensen met een interesse in deze periode, met en zonder metaaldetector, en is de locatie bovendien nooit geheel “vergeten”. Vrijwilligers deden op diverse locaties onderzoek op hun eigen manier, de een met een detector, de ander met hoogtekaarten, archeologen met andere middelen, enz.
Het verschil zit hem er echter in of deze bevindingen worden gedeeld met het publiek of niet.
Er werd in de jaren ’70 en ’80 al gezocht, enkele van de locaties worden door Tiemens genoemd (1984, 1986). De specifieke locatie waar dit artikeltje onderwerp van is, is rond 2010 in kaart gebracht door RAAP en Hazenberg (ik was hier niet bij betrokken). Dit zijn allemaal publicaties en onderzoeken die openbaar gedeeld zijn en bovendien terug te vinden zijn.
Het gaat hier zeker niet om een wedstrijdje “wie was de eerste” of wie wat beter doet. Ik ben bij een dergelijke bewering echter wel benieuwd wat het precies is dat jij/jullie hebben gedaan. Want wellicht is dit inderdaad erg zinvol (geweest) voor de locatie. Maar als ik er niet van weet…
Je hebt het ook over de “correcte locaties” van 7,5 cm en 8,8 cm geschut. Ik vermoed dat hier meerdere locaties door elkaar worden genoemd. In mijn database van Flak-stellingen enkel binnen de gemeente Arnhem ken ik een kleine 25 stellingen, in de regio liggen er nog veel meer – mogelijk is dit jou ook niet onbekend. Kortom: hebben wij het hier over hetzelfde gebied?
Het is jammer om te lezen dat er vooral negativiteit uit mijn artikel straalt en dat je je daarover aangesproken voelt – dat was juist niet de bedoeling, ik ben zeker niet anti-metaaldetectie an sich. Ik benoem hier enkel de manier waarop specifiek de laatste detectorzoekers de locatie hebben achtergelaten (zie foto’s). Menig detectorpiloot is het met me eens dat dit geen manier van doen is: objecten verdwijnen, kennis wordt niet gedeeld en de terreineigenaar (die ervoor betaalt) zit met schade.
Als afsluiter: ik ben erg benieuwd naar meer informatie en de bevindingen in jouw/jullie verleden. Wat je zegt over samenwerking: dit is een weg die ik ook graag zou inslaan. Kennis delen, hoe iemand dan ook zijn onderzoek heeft uitgevoerd, moet hierbij voorop staan, vind ik.
Ik zal je later vandaag ook even mailen hierover.
NB. Ik ga er vanuit dat het opgegeven mailadres onjuist is. Mocht je nog in gesprek willen gaan, dan doe ik dat alsnog graag. Mijn contactgegevens staan op deze website. In elk geval ben ik benieuwd naar je reactie.