Casus

Archeologie van de Tweede Wereldoorlog:

Hoe en wat?

Wat kan archeologisch onderzoek van de Tweede Wereldoorlog betekenen? In dit artikel loop ik langs de mogelijkheden en kansen aan de hand van een Veluwse casus.

In de zomer van 2012 bezocht ik samen met Jobbe Wijnen (op de foto) voor het eerst het Harskampse Waldlager: een fraai bewaard gebleven vindplaats uit de Tweede Wereldoorlog (foto: M. Reinders).

Het was in 2012 toen collega-archeoloog Jobbe Wijnen mij voor het eerst het Waldlager bij het Veluwse Harskamp liet zien. Ondanks dat dit voormalige Duitse kampement na de Tweede Wereldoorlog is gesloopt, zijn er talloze sporen in het landschap terug te vinden.

Ondanks de aantasting door detectorzoekers – wiens zoektochten aldaar zeker teruggaan tot in de jaren ’80 van de vorige eeuw – zijn de zichtbare en tastbare oorlogsrelicten zeker nog niet geheel uitgewist. Nadat ik me nu acht jaar bij elk bezoek blijf verbazen over hoe zichtbaar de vindplaats is en deze stukje bij beetje wordt aangetast, leek het me goed om het Waldlager eens nader te bespreken. Ik doe dit hier in de vorm van een casus voor Tweede Wereldoorlog-archeologie.

Scroll naar beneden voor contactgegevens voor een WO2-onderzoek.  

Waldlager in het kort

Het zogeheten Waldlager (“woudkamp”) was een uitbreiding van het bestaande Nederlandse legerkamp Harskamp op de Gelderse Veluwe. Het heeft een zeer diverse historie die ik hier kort zal samenvatten.

Truppenübungsplatz Harskamp, december 1942 (foto: collectie: M. Reinders; kaart: BArchMA, Freiburg im Breisgau).

In 1899 werd bij het Veluwse dorp Harskamp een grote legerplaats gebouwd: Infanterie Schietkamp (ISK) Harskamp. De Duitsers vorderden in 1940 direct deze en andere Nederlandse oefenterreinen voor hun eigen manschappen. Harskamp werd zo Truppenübungsplatz. In de loop van de bezetting werd het Waldlager aangelegd waar een grote verscheidenheid aan troepen, zowel van de landmacht (Heer), de marine (Kriegsmarine) als de luchtmacht (Luftwaffe). Ongeacht hun oorsprong moesten zij oefenen in grondgevechten.

Tijdens een dergelijke oefenperiode bood het Waldlager onderkomen voor 1.200 man. Er waren barakken waar werd geslapen, een centrale keuken, wasgelegenheden, parkeerplaatsen voor voertuigen, enzovoorts. Kortom: een archeologische nederzetting pur sang.

De nabijgelegen Truppenübungsplatz is tevens een doorvoerkamp (Durchhangslager) geweest voor gevangen geallieerden, zoals Britten in september 1944, die dus ook in het gebied waren ondergebracht. Bovendien is de locatie tot tijdens de bevrijding van de Veluwe (Operation ‘Cleanser’) in Duits gebruik geweest. Vanaf dat moment bivakkeerden Canadezen (en mogelijk Britten) ter plaatse. En weer later zijn er krijgsgevangenen ondergebracht, waaronder Nederlandse ex-SS’ers.

Archiefonderzoek

Soms bieden verslagen van het Nederlandse verzet details van een momentopname, zoals hier over het soort Duitse soldaten en tanks in de Harskampse bossen (NIOD, Amsterdam).

Het is mijn streven om een bron die zo dicht mogelijk bij de vindplaats en de gebruiker ligt te vinden. Bij een Duitse vindplaats raadpleeg ik dan het liefst een Kriegstagebüch, bij een Britse of Canadese plek een War Diary. Dit kan bovendien worden aangevuld met informatie uit het Nederlandse verzet die (zeker vanaf midden-1943) soms opvallend nauwkeurige beschrijvingen en kaarten opstelde.

In de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) is het gebruikelijk dat er eerst een voorbereidende studie wordt gedaan: een bureauonderzoek. Anders dan bij regulier archeologisch onderzoek is gedegen archiefonderzoek de sleutel tot kennis vooraf. Een bureaustudie archeologie van de Tweede Wereldoorlog heeft daarbij veel raakvlak met een historisch vooronderzoek bij explosievenonderzoek conform het WSCS-OCE (met als verschil dat bij laatstgenoemde wettelijk verplichte stappen en te raadplegen bronnen zijn vastgesteld). 

De luchtfoto’s die de geallieerden van ons land hebben gemaakt vormen in veel gevallen een heel belangrijke bron van detailinformatie. Een kaart is vaak niet exact, waar een luchtfoto dat wel is. Een scherpe, heldere opname is een geweldige meerwaarde voor diegene die een verdwenen vindplaats uit de oorlog wil karteren.

Wat vaak in een dergelijke voorstudie wordt vergeten is dat er (veel) meer luchtfoto’s bestaan dan enkel die in de collectie van de Wageningen Universiteit (via Dotkadata te bestellen) zijn opgenomen. Zo liggen er in ons land enkele honderdduizenden, terwijl er in andere archieven in het buitenland circa zes miljoen (andere) luchtfoto’s voorhanden zijn – dat is nogal een verschil.

De archieven en (aanvullend) bestaande literatuur verschaffen ons vooral informatie over hoe de vindplaats er oorspronkelijk uit zag, of hoe deze er in geplande situatie uit had moeten zien.

Historisch bronmateriaal is van onschatbare waarde bij archeologisch Tweede Wereldoorlog-onderzoek. Links een geallieerde inlichtingenkaart, rechts documentatie uit de Duitse Truppenübungsplatz Harskamp (LAC, Ottwa; BArchMA, Freiburg im Breisgau).

Hoogtekaarten

Hoe ziet de vindplaats er nu uit? In Nederland – waar elke postzegel grond een bestemming heeft – zijn de bovengrondse en gebouwde sporen vaak verdwenen: gebouwen zijn gesloopt en teruggegeven aan de natuur. Wat rest moet klaarblijkelijk ondergronds worden gezocht. Toch is dit niet helemaal waar. Het landschap toont in het (micro)reliëf vaak nog duidelijk de sporen van de vindplaats, voor wie er oog voor heeft.

Een van de beste tools van de moderne archeoloog zijn de gegevens die vanuit LiDAR worden verkregen en waaruit digitale hoogtemodellen kunnen worden gegenereerd. Met behulp hiervan kunnen hoogte- en reliëfkaarten worden gemaakt en naar eigen smaak en inzicht aangepast worden. Scherpe contrasten van harde lijnen in een glooiend landschap verraden zo doorgaans menselijke activiteit.

Deze gegevens staan in een GIS-omgeving. Ze zijn daarom middels X- en Y-coördinaten tot op de vierkante meter nauwkeurig.

Wanneer de luchtfoto’s (of bij gebrek daaraan kaarten) uit de oorlog worden gecombineerd met de moderne reliëfkaarten kan worden vergeleken wat er nu nog bestaat. Een soort ‘toen-en-nu-vergelijking’ van bovenaf. Alle voorgaande stappen kunnen worden uitgevoerd zonder het veld in te gaan.

Hoogte- en reliëfkaart met daarop onder meer zichtbaar de rechthoekige sporen van (gesloopte) barakken (AHN3). Inzet: reclame voor standaard type Duitse barakken (via stalagluft3.wordpress.com).

Veldinspectie

Hoe fraai een kaart er ook uitziet, een plek gaat pas ‘leven’ wanneer je er daadwerkelijk bent geweest. Zeker als dit buiten de bebouwde kom is, in de ongerepte natuur. Daarom is het van belang om een dergelijke vergeten plek zelf te bezoeken. Het beeld van de plek dat je hebt gekregen tijdens de bureaustudie kan helpen om er letterlijk de weg te vinden.

De veldinspectie zal enerzijds meer informatie opleveren over aanwezige sporen. Kleine sporen zoals schuttersputjes zijn lang niet altijd te herkennen op reliëfkaarten. Ook beschadigingen aan een spoor of een kuil van een detectorzoeker is in veel gevallen niet te ontdekken tijdens de bureaustudie.

Deze stap vindt uiteraard buiten plaats, maar is nog altijd een vorm van non-destructief onderzoek en dus onschadelijk voor sporen boven en onder maaiveld. Ook is er geen veiligheid in het gedrang.

Hoogte- en reliëfkaart met daarop een schuilloopgraaf (AHN3). Rechts het spoor in het landschap (foto: M. Reinders, juni 2019).

Vondsten

Vindplaatsen uit het recente verleden hebben de eigenschap dat er vaak vondsten aan de oppervlakte liggen. Wilde dieren als zwijnen wroeten op hun foeragetochten scherven glas, keramiek of metaal op. Belangrijker is dat detectorzoekers in veel gevallen materiaal achterlaten dat zij niet waardevol vinden – om welke reden dan ook. Objecten die wel degelijk informatiewaarde kunnen hebben. Het is dan ook zinvol om tijdens een veldinspectie vondstmateriaal te registeren. De objecten kunnen kenniswinst geven over een structuur, geven een inkijkje in het dagelijks leven op de locatie of geven een persoonlijke touch met een historische gebeurtenis.

Meenemen is in veel gevallen overbodig. Het is zinvoller om de vondsten te beschrijven en te fotograferen, mits ze aan een locatie te koppelen zijn. Zelf gebruik ik daarvoor GPS zoals een hand held Garmin-apparaat (foto), maar tegenwoordig zijn veel smartphones ook nauwkeurig. Wat ook kan is – mits er voldoende referentiepunten zijn – de locaties koppelen aan een reliëfkaart, om ze later in een GIS-omgeving te plaatsen.

Oppervlaktevondsten kunnen GPS worden ingemeten en in een GIS-omgeving worden gezet (zie hieronder). Aangetroffen werden onder meer (bewerkte) Duitse KKM-hulsjes, scherven glas en porselein, een waskommetje, gesmolten glas en één plastic schijfje afkomstig van een Duits gasmasker (foto: M. Reinders, juni 2019).
In een GIS-omgeving kunnen de ingemeten sporen of vondsten worden gepresenteerd op elke kaart naar keuze: zoals het huidige reliëf of een luchtfoto uit de oorlog. Op deze wijzen kunnen verbanden worden gelegd. (boven: AHN3; onder: Wageningen University & Research).

Rapporten

De verzamelde gegevens uit de archieven, uit boeken en uit het veld kunnen worden geanalyseerd en getoetst om een zo compleet mogelijk beeld te rapporteren.

Voor de vindplaats kan daarna een conclusie worden gevormd op basis van vooraf gestelde onderzoeksvragen. Dit deel is vaak maatwerk en afhankelijk van het doel van de inventarisatie en de wensen van de opdrachtgever.

Op basis hiervan kan een advies of aanbevelingen worden geformuleerd. Dit kan gaan over omgang met de sporen in het landschap voor terreinbeheerders. Ook kan het onderzoek een waarderend karakter hebben. In dat geval zal (waar mogelijk) meer synthetiserend te werk gegaan worden.

De geanalyseerde gegevens kunnen bovendien een reconstructie van een vindplaats opleveren. In GIS kan zo bijvoorbeeld een plattegrond van de vindplaats worden gegenereerd.

Een reconstructie van een verdwenen vindplaats uit de Tweede Wereldoorlog is na gedegen onderzoek zeer goed mogelijk.

Kansen

De hierboven geschetste kansen tonen slechts een deel van de mogelijkheden.

Een archeologisch (bureau)onderzoek Tweede Wereldoorlog kan het volgende opleveren:

  • Overzicht beschikbare bronnen in archief
  • Overzicht bestaande literatuur
  • Nulmeting in het veld: welke sporen zijn nog aanwezig en wat is hun fysieke kwaliteit?
  • Waardering van de vindplaats, zowel afzonderlijke structuren als synthetiserend
  • Advies over omgang met de nog aanwezige sporen
  • Advies over eventueel (gravend) vervolgonderzoek
  • Gedetailleerde plattegrond c.q. reconstructie van de vindplaats, inclusief interpretatie van afzonderlijke structuren/gebouwen

Neem contact met me op als je vragen hebt of als je zelf een vergelijkbare casus hebt:

martijn [punt] reinders [at] greenhouse-advies [punt] nl

Een van de Splitterboxen (omwalde parkeerplaatsen) in het Duitse Waldlager (foto: M. Reinders, juni 2019).

%d bloggers like this: