Afgelopen dinsdag 23 oktober 2018 organiseerde WO2GLD samen met Erfgoed Gelderland een Themabijeenkomst met de titel “de archeologie en het landschap van de Tweede Wereldoorlog in Gelderland”. Ik was gevraagd om hier een korte presentatie te geven over conflictarcheologie in Gelderland en enkele van mijn recente onderzoeken.
Andere sprekers waren Hans Jungerius (Stichting Verborgen Landschap), André Kaper (Stichting Landschapsbeheer Gelderland), Joost Roosendaal en Roel Kramer (beide WO2GLD).
Het beperkte aantal plaatsen (50) was binnen twee dagen uitverkocht, wat de grote interesse voor en relevantie van het onderwerp aantoont.
Discussie en aftasten
Aanwezig waren diverse vertegenwoordigers van Gelderse gemeentes en de Provincie, archeologen en historici, de vrijwilligers van archeologische AWN-afdelingen, medewerkers van lokale WO2-musea, culturele stichtingen, kunstenaars en ‘gewoon’ geïnteresseerden: een gemêleerde groep. Vrijwel allen bleven na de lezingen aanwezig voor de paneldiscussie. Enerzijds bracht dit de discussie over diverse thema’s op gang. Anderzijds was te merken dat er vooral werd afgetast. Een opvallende afwezige groep waren de verschillende terreinbeheerders, die toch een belangrijke rol innemen in het omgaan met sporen in het landschap. Laatstgenoemde zaken geven aan dat een opvolgsessie van deze bijeenkomst zeker wenselijk is.
Betekenis
In mijn presentatie heb ik getracht om twee zaken aan de orde te stellen, beide geïllustreerd aan de hand van een recente case study:
- het systematisch inventariseren van WO2-vindplaatsen
- de ware betekenis van sporen en vondsten binnen de Archeologie van de Tweede Wereldoorlog.
Inventarisatie: case study ‘ensemble Deelen’
Het afgelopen jaar heb ik mij verdiept in de archeologie van Duits peilstation Teerose III. Dit soort kleine satellietkampjes is nauw verbonden met andere vergelijkbare vindplaatsen zoals het militaire vliegveld Fliegerhorst Deelen, diverse radarstellingen, de andere peilstations Teerose I en II, diverse Flak-batterijen en de technische en experimentele bureaus zoals zich die in Arnhem bevonden. Alle werkten samen en werden uiteindelijk vanuit één centrale locatie geleid, met één gezamenlijk doel: de Duitse luchtverdediging.
Om die reden refereer ik naar dit geheel als het ‘ensemble Deelen’.

Het ‘ensemble Deelen’ bestaat uit authentieke gebouwde hangars, maar ook zijn lastiger waarneembare ‘zachte’ sporen overgebleven. Alle behoren tot dit geheel en vertellen de verhalen van de ontwikkeling van de luchtoorlog op de Veluwe. Al deze locaties hebben (zowel individueel als gezamenlijk) voor de prolongatie van de oorlog gezorgd in het voordeel van het Derde Rijk met alle gevolgen van dien, zowel in Nederland als in alle andere bezette landen in Europa.
In de loop der decennia zijn er vele initiatieven uitgevoerd of voorgesteld voor deze verschillende Duitse Luftwaffe-stations op de Veluwe. Vele ervan hebben directe ontsluiting voor publiek als doel. Samenwerking tussen bijvoorbeeld stichtingen en terreinbeheerders komt nagenoeg niet voor. Hans Jungerius noemde dit gebeuren ook en typeerde het als “los zand”.
Mijn diepte-studie naar het voorheen vrij onbekende Teerose III heeft inmiddels aangetoond hoeveel detailinformatie er met een systematische aanpak boven water kan worden gehaald. De interdisciplinaire aanpak van het archeologisch onderzoek heeft zo geresulteerd in een reconstructie van de vindplaats. Dit was hiervoor onmogelijk.
Dit is echter slechts een fragment van het complete verhaal. Tot op heden is (ondanks de talrijke en enthousiaste initiatieven) nog geen systematische inventarisatie van sporen in het landschap uitgevoerd. Het is sterk aan te bevelen om hier in de nabij toekomst wel aandacht aan te schenken. Pas als we een (compleet) overzicht hebben weten wat we hebben en kunnen we waarderen en selecteren.
Hoe dit zal worden ingevuld en wiens taak dit is staat echter nog ter discussie. Het zou prachtig zijn als hier in de nabije toekomst uitsluitsel over komt, en dat er een gezamenlijke aanpak volgt.
Betekenis: case study ‘loopgraven bij Westervoort’
“Conflictarcheologie op zoek is naar betekenis, niet naar “spullen”.”
Door de extreme droogte van afgelopen zomer kwamen onder meer Duitse loopgraven langs de IJssel bij de Westervoortse brug (nog beter) tevoorschijn. Met een klein projectteam hebben wij dit fenomeen vastgelegd met een drone. Deze ‘crop’ of ‘soil marks’ kregen uiteindelijk regionale en zelfs nationale media-aandacht.

In eerste instantie leverde dit vooral beelden op met een grote “wow-factor”: mensen waren gefascineerd door het fenomeen, maar meer riep het ook niet op.
Tijdens mijn presentatie wees ik echter op de keerzijde van de geschiedenis van deze grondsporen. De betekenis van deze sporen gaat meer om de dwangarbeid door Nederlandse burgers en de uiteindelijke Duitse nederlaag en daarmee het einde van vijf jaar Duitse onderdrukking en bezetting. Dit werd door het item van Omroep Gelderland des te meer duidelijk, toen zij eerder dit jaar (toeval of niet) een nog levende ooggetuige spraken over de dwangarbeid bij de Westervoortse brug – het onderwerp leeft letterlijk nog steeds en komt letterlijk dichtbij.
Het zijn anno nu de archeologische sporen, en in dit geval de drone-beelden daarvan, die geschreven bronnen nog meer kracht bij kunnen zetten. Je kunt daarmee stellen dat de conflictarcheologie op zoek is naar betekenis, niet naar “spullen” – het is geen schatgraverij.

De foto’s van mij zijn gemaakt door Sebastiaan ter Burg.